
Vannacht zijn we vanaf de South Shetland Islands Bransfield Strait overgestoken. We worden wakker in een andere – witte - wereld. Om het schip rijzen steile ijswanden de hoogte in. Bark Europa ligt als fiere, doch kleine speelbal aan de voet van deze enorme ijsmassa’s.
Een waterig blauwe lucht hangt boven ons. Na het bewolkte, regenachtige weer van gisteren is dit hoopgevend. Met kleine bootjes trotseren we de zeegolven om een kijkje te nemen in wat de ‘Begraafplaats van de IJsbergen’ heet. Als de we nauwe doorgang tussen Spert- en Trinity-eiland invaren komt het woelige water tot bedaren. Voor ons ligt een onbeschrijfelijk mooi landschap van spierwitte, in het zonnetje glimmende ijsbergen, diepblauwe ijsspleten, helder turquoise water, het doet bijna zeer aan de ogen. Zachtjes glijdt onze boot richting deze statige, immense ijssculpturen. Boven ons glijden kelpmeeuwen en sternen scherp contrasterend tegen de blauwe lucht. Recht voor ons midden op een enorme ijsberg zit een Adelie pinguin. Als kleine heerser kijkt ze ons wantrouwend na, terwijl we haar Rijk van IJsbergen binnenvaren. Al gauw zijn we omringd door bergen van ijs, op ons neerkijkend, bewegend, drijvend, soms overhellend naar de buurman, alsof ze een onderonsje hebben. Enorme witte reuzen, die slechts een vijand hebben: de zon. Terwijl wij ons langzaam opwarmen aan de welkome zonnestralen, is onophoudelijk het gedruppel van smeltend ijs te horen.

We zoeken, gedreven door nieuwsgierigheid, een weg door het eindeloze doolhof van ijsbergen. Onder ons in het heldere water passeert een enorme school krill. Alleen het zachtjes pruttelen van de motor is hoorbaar. En het klikken van de camara’s. We zijn allemaal diep onder de indruk. Glijdend langs ijswanden, zijn we ons bewust van de enorme kracht die deze giganten uitstralen. Bewegend op de stroming van het tij worden bergen naar elkaar toe geduwd of ontstaat er een opening die wederom een geheel nieuwe wereld van kleurschakeringen voor ons opent. Of een wereld achter ons sluit. Op de rotsen langs de kust worden we gadegeslagen door een groep Antarctische jagers. Een van de drie halfslapende Weddell-zeehonden richt nog even vermoeid de kop op om te kijken wie de rust zo abrupt
verstoort in het kanaal... Het wordt tijd om terug te keren.
Cuverville - 28 November 2008
De goden hebben hun ruzies klaarblijkelijk bijgelegd. Een helderblauwe lucht kondigt een prachtdag aan. Terwijl de zon langzaam haar licht werpt op de verblindend witte ijswanden die geel oplichten, zoekt Bark Europa haar weg door de Gerlache Strait. We zijn op weg naar Cuverville-eiland. De ijzig koude ochtendwind snijdt in het gezicht. IJsbergen zo groot als eilanden drijven langs de Bark. Ik duik nog wat dieper in mijn kleren. Mijn handen zijn ijskoud. Door de verrekijker tracht ik de Zuidkaper, een walvissoort, te vinden die net is gesignaleerd. Mijn geduld wordt beproefd. Zuidkapers kunnen hun nieuwsgierigheid vaak niet bedwingen en komen dan even polshoogte nemen. Het lijkt eindeloos te duren. Maar dan komt ze dichterbij. Zo dichtbij dat we de zo typische eeltknobbels van dit prachtzoogdier kunnen onderscheiden. Gracieus glijdt ze langszij door het water, ons de gelegenheid gevend haar te bewonderen in haar volle enorme omvang. Dan draait ze weg. Nog een aantal keer steekt ze haar kop boven het water uit, alsof ze ons in de gaten wil houden. Mijn hart klopt in mijn keel. Ik sta te rillen. Verkleumd maar met tegenzin zoek ik de warmte op.
Het is 1916. Een walvisvaarder wordt onderweg getroffen door brand. Het schip strandt bij Governoren Harbor. De jaren verstrijken, het staal verroest en wordt langzaam weggevreten, algen overwoekeren de scheepswanden. Wanneer het winterijs smelt en de lente komt, zien sterntjes hun kans schoon en bouwen nesten in hoeken en gaten.

Comments